dinsdag 2 februari 2010

Jelle Brandt Corstius – is bang voor het toetje

Haukon en ik waren onmiddellijk vrienden. Ik was vijf en had een jaar in Amerika gewoond. Mijn vader had mij op mijn eerste schooldag in Nederland naar de klas gestuurd met een stropdas die met een elastiekje om mijn nek zat. Een soort van garantie om gepest te worden dus. Zodra ik de kleuterklas in liep sprong een jongen op mijn rug, trok aan mijn stropdas en liet hem hard in mijn gezicht knallen.

Die jongen bleek Haukon te heten, en ondanks de hardhandige kennismaking werden wij Beste Vrienden, zoals je dat alleen op de lagere school kan zijn. Het was een IJslandse naam; zijn moeder was IJslandse ( en speelde klavecimbel). Zijn vader was galeriehouder. De beste herinneringen van mijn lagere schooltijd zijn in gezelschap van Haukon. Een keer had de vader van Haukon een partij semi-antieke beelden gekocht. Samen besmeerden wij de beelden met modder, zodat de beelden er nog antieker, en dus duurder eruit zagen. Vaak hadden wij het over onze droom: kok worden, en misschien een eigen restaurant beginnen.

Op de middelbare school scheidden onze wegen, we kwamen in verschillende klassen terecht. Wij kregen andere vrienden en interesses, en al snel groetten wij elkaar met een half woord in de kantine, zoals je dat met vage kennissen doet. Vroeger zou zo iemand voor altijd uit je leven verdwijnen. Maar via Facebook kwam ik Haukon weer op het spoor. En wat bleek: Haukon was wel kok geworden. En niet zomaar kok: chef patisserie in het prestigieuze Grand hotel in Amsterdam.

Ik was zo langs gegaan voor een toetje, ware het niet voor een nogal traumatische gebeurtenis, lang geleden bij Haukon thuis. Op een dag had zijn moeder een traditionele IJslandse maaltijd van stokvis gemaakt, en stond er op dat ik ook een hapje nam. Toen ik begon te kokhalzen reikte ze mij een glas water aan. Tenminste, ik dacht dat het een glas water was, maar het bleek levertraan te zijn. Dit tot grote hilariteit van de familie.

Dus enigszins angstig fietste ik naar de Grand. Hij had geschreven dat het toetje een ‘verrassing’ zou zijn. Zou hij stiekem stukjes kabeljauw in mijn ijsbolletjes doen? Op het bord lagen heerlijke toetjes in rare vormen met namen als: groene thee hangop met lychees, pompoen taart met kastanje en zoethout creme, orange curd met polenta, en een bitterbal van abrikoos gepaneerd in popcorn. Haukon kwam erbij zitten en vertelde naar zijn zoektochten naar nieuwe smaken. Zo was het ijs niet gemaakt van kabeljauw, maar uit IJslandse dennennaalden. Ik was blij voor Haukon, maar dacht vooral: ik had ook kok moeten worden.

In: Trouw 02-02-2010

1 opmerking:

Chiara Arkesteijn zei

Een mooi geschreven verhaal, herkenbaar voor iedereen denk ik. Smaakte het ijs van dennennaalden ook naar dennenboom?