woensdag 24 februari 2010

Jelle Brandt Corstius – vreest het ergste


Ik was in de Russische stad Vologda, in een regio die zelfs in Rusland bekend staat om buitenmatig drankgebruik. Ik was daar beland vanwege een opmerkelijk stukje dat ik een jaar geleden in de krant had gelezen. Het ging over een man uit Vologda die met zijn maten wat was gaan drinken, ruzie had gekregen waarbij een van zijn vrienden een mes in zijn rug had gestoken, en met het mes in zijn rug naar huis was gelopen en in slaap was gevallen. Zijn vrouw ontdekte de volgende dag het mes. Meest opmerkelijke detail vond ik nog wel dat hij voor hij ging slapen nog wat eieren had gebakken. Met een mes in zijn rug.
Vologda leek mij dus wel een goede bestemming voor een uitzending over alcohol. Helaas wilde de man met het mes in zijn rug niet praten (of preciezer, zijn vrouw wilde dat niet), dus togen wij naar de vereniging ‘Optimist’. De leden van deze vereniging zijn herstellende van een verslaving – vaak drank – en vieren dat door regelmatig samen te komen en emmers ijskoud water over zich heen te gooien.
De meeste mensen van de vereniging waren wat ouder, waardoor Marina nog meer opviel. Zij was jong en had niet het uitgebluste gezicht zoals de meeste aanwezigen. Zij vertelde dat ze uit een alcoholisten gezin kwam, en dat zij vanaf haar zestiende flink dronk. In de twee weken dat zij bij Optimist kwam dronk zij al geen druppel meer. Wel gooide zij elke ochtend een emmer water over zich heen in de vrieskou – die week was het -20.
Om de een of andere reden vond ik haar intrigerend, dus besloten wij haar de volgende dag thuis op te zoeken. Om echt van de drank af te komen had ze iets voor zichzelf gehuurd. Het was een bouwval, en aan de muur hing nog een foto van een pin-up, ik denk van de vorige bewoner. Maar Marina was trots op haar onafhankelijkheid.
Ik vond haar aan de telefoon al wat lodderig klinken, maar toen ik haar zag wist ik het zeker: Marina was dronken. Op haar divan vertelde zij de tragische familiegeschiedenis, over haar oom die dronken uit het raam sprong en haar vader die haar moeder sloeg als hij teveel had gedronken. En haar moeder die dronk om het slaan te vergeten. En dat zij zo blij was geen slaaf van de fles meer te zijn. Haar vriendje, met een duidelijke kater, zat naast haar en knikte beleefd mee. Toen ik vroeg hoe zij haar toekomst zag antwoordde ze: ‘Ik hoop dat ik verkoopster kan worden in een winkel. En Vova vrachtwagenchauffeur. Dat zou mooi zijn’.


In: Trouw 24-02-2010

dinsdag 9 februari 2010

Jelle Brandt Corstius – observeert een Zwijgend Echtpaar

Door mijn werk breng ik veel tijd door in restaurants. En een ding is mij opgevallen: in elk restaurant, waar ook ter wereld, zit altijd wel een Zwijgend Echtpaar. Ik bedoel een man en een vrouw die een maaltijd nuttigen zonder ook maar een woord te wisselen met elkaar. Ik begrijp deze echtparen niet. Het is al niet fijn om zwijgend tegenover elkaar te zitten, maar waarom zou je dat ook nog eens doen in een restaurant? De bedoeling van een restaurant is toch dat je lol hebt?

Natuurlijk zijn er echtparen die het prima vinden om zwijgend tegenover elkaar te zitten. Ik had ooit een vriendinnetje dat buitengewoon zwijgzaam was. Toen ik daar een keer iets over zei, antwoordde zei: “Ken je het nummer Enjoy the Silence’ niet van Depeche Mode?” Ik vind het een mooi nummer, maar die relatie heeft niet lang geduurd.

Eerder op Bali zag ik een Zwijgend Echtpaar eten bij een Italiaans restaurant. De jongen was westers en het meisje Indonesisch. Vanaf het moment dat zij gingen zitten wisselden zij geen woord met elkaar. Zij hadden wel een creatieve oplossing om de saaiheid te verdrijven: na het opeten van elk gerecht toog het meisje naar een naastgelegen batikwinkel, om voor het volgende gerecht weer terug te komen.

Afgelopen weekend, aan de andere kant van de aardbol in de stad Moermansk, ergens boven de poolcirkel, zat ik achter een tafeltje met een Zwijgend Echtpaar. Achter het echtpaar hing een spiegel, zodat ik goed zicht had op zowel de man als de vrouw, die natuurlijk tegenover elkaar zaten.

Eerst hoopte ik dat dit Echtpaar van de Depeche Mode-school was. Maar daar zagen ze te ongemakkelijk voor uit. Een echtpaar dat van stilte houdt zou elkaar toch in ieder geval af en toe een liefdevolle blik werpen. Toen dacht ik dat zij misschien net een flinke ruzie hadden gehad, en dat het tafeltje nou eenmaal was besproken (ik ben een optimist). Maar zo zagen ze er niet uit. In het geval van ruzie had een van de twee het toch niet kunnen laten de ander een verwijt te maken, al is het klein en sissend.

Nee, dit was een klassiek Zwijgend Echtpaar. De verveling was bijna tastbaar. Na het nuttigen van het dessert dacht ik dat de vrouw iets tegen haar man ging zeggen, maar het was voor de ober bedoeld, die de rekening kwam brengen. Zwijgend hielp de man de vrouw in haar bontjas en samen liepen zij de ijskoude poolnacht in.


In: Trouw 9 februari 2010

dinsdag 2 februari 2010

Jelle Brandt Corstius – is bang voor het toetje

Haukon en ik waren onmiddellijk vrienden. Ik was vijf en had een jaar in Amerika gewoond. Mijn vader had mij op mijn eerste schooldag in Nederland naar de klas gestuurd met een stropdas die met een elastiekje om mijn nek zat. Een soort van garantie om gepest te worden dus. Zodra ik de kleuterklas in liep sprong een jongen op mijn rug, trok aan mijn stropdas en liet hem hard in mijn gezicht knallen.

Die jongen bleek Haukon te heten, en ondanks de hardhandige kennismaking werden wij Beste Vrienden, zoals je dat alleen op de lagere school kan zijn. Het was een IJslandse naam; zijn moeder was IJslandse ( en speelde klavecimbel). Zijn vader was galeriehouder. De beste herinneringen van mijn lagere schooltijd zijn in gezelschap van Haukon. Een keer had de vader van Haukon een partij semi-antieke beelden gekocht. Samen besmeerden wij de beelden met modder, zodat de beelden er nog antieker, en dus duurder eruit zagen. Vaak hadden wij het over onze droom: kok worden, en misschien een eigen restaurant beginnen.

Op de middelbare school scheidden onze wegen, we kwamen in verschillende klassen terecht. Wij kregen andere vrienden en interesses, en al snel groetten wij elkaar met een half woord in de kantine, zoals je dat met vage kennissen doet. Vroeger zou zo iemand voor altijd uit je leven verdwijnen. Maar via Facebook kwam ik Haukon weer op het spoor. En wat bleek: Haukon was wel kok geworden. En niet zomaar kok: chef patisserie in het prestigieuze Grand hotel in Amsterdam.

Ik was zo langs gegaan voor een toetje, ware het niet voor een nogal traumatische gebeurtenis, lang geleden bij Haukon thuis. Op een dag had zijn moeder een traditionele IJslandse maaltijd van stokvis gemaakt, en stond er op dat ik ook een hapje nam. Toen ik begon te kokhalzen reikte ze mij een glas water aan. Tenminste, ik dacht dat het een glas water was, maar het bleek levertraan te zijn. Dit tot grote hilariteit van de familie.

Dus enigszins angstig fietste ik naar de Grand. Hij had geschreven dat het toetje een ‘verrassing’ zou zijn. Zou hij stiekem stukjes kabeljauw in mijn ijsbolletjes doen? Op het bord lagen heerlijke toetjes in rare vormen met namen als: groene thee hangop met lychees, pompoen taart met kastanje en zoethout creme, orange curd met polenta, en een bitterbal van abrikoos gepaneerd in popcorn. Haukon kwam erbij zitten en vertelde naar zijn zoektochten naar nieuwe smaken. Zo was het ijs niet gemaakt van kabeljauw, maar uit IJslandse dennennaalden. Ik was blij voor Haukon, maar dacht vooral: ik had ook kok moeten worden.

In: Trouw 02-02-2010