dinsdag 19 januari 2010

Jelle Brandt Corstius – luistert naar zijn Balinese chauffeur

“Ik groeide op in een dorp aan de voet van een vulkaan, niet ver van een plek waar jouw voorouders in 1906 duizend ongewapende Balinezen hebben neergemaaid. De grond is er vruchtbaar, maar in de afgelopen eeuw is de vulkaan drie keer uitgebarsten. Een keertje, toen ik nog niet was geboren was de uitbarsting zo heftig dat mijn ouders tien dagen in de duisternis zaten vanwege de aswolken. Ze wonen er nog steeds, omdat de grond er zo vruchtbaar is. De cyclus van het zaaien tot aan de oogst is maar honderd dagen. Dat geldt voor gewone rijst; rode rijst doet er langer over te groeien maar is lekkerder en heeft meer voedingswaarde.

Het is de plicht van een rijstwerker dat zijn sawa niet alleen rijst opbrengt, maar dat het er ook mooi uitziet. Je moet offers geven aan de goede goden, maar ook aan de kwade geesten. Zo worden de kwade geesten niet agressief en kunnen ze je zelfs beschermen. De offers verschillen per god: als de eerste rijst tevoorschijn komt offeren wij krab aan de rijstgod. We eten het zelf ook want krab is lekker. De vruchtbaarheidsgodin van de landbouw heeft een groter offer nodig. Zoals een koe, of een hond. Wij letten er altijd op dat toeristen dit niet zien, want die zouden er van schrikken.

Mijn hele jeugd heb ik op de rijstvelden gewerkt. Het werk is op verschillende manieren zwaar. Je moet bukken, op het ploegen na moet alles met de hand, in de modder zit ongedierte. Maar het is vooral erg eenzaam werk. Hoor je die snerpende krekel? Altijd als ik dit geluid hoor moet ik denken aan de eenzaamheid van de sawa, waar het barst van de krekels. Ik wilde zo graag naar de grote stad.

En nu woon ik er, en ik zie mijn zoon in de stad opgroeien, en wil ik eigenlijk dat hij op de rijstvelden opgroeit waar de lucht schoner is en de mensen aardiger zijn. Waar hij leert wat hard werken is. Hij kan geen papaja van een nangka onderscheiden! De Balinese regering heeft speciale programma’s om kinderen weer voor het platteland te interesseren, met uitwisselingsprogramma’s waar stadskinderen leren een paard te beteugelen of een os voor een ploeg te spannen. Maar de grond waar de rijstvelden op staan levert meer op als je er een hotel op zet. Ik denk dat er over geen twintig jaar geen sawa meer op Bali zal zijn, en wij rijst moeten importeren. Dat zou toch belachelijk zijn?”

In: Trouw 19/01/2010

1 opmerking: